Fort Uitermeer is een van de oudste verdedigingswerken met bastions. Deze hoekige uitstulpingen aan het forteiland waren bedoeld voor het opstellen van geschut ter verdediging van de fortgracht en het fort zelf. Van het fort, ooit een complex met 9 bouwwerken, zijn alleen een torenruïne en het restant van een kanonremise overeind gebleven. Deze bergplaats voor geschut is nog grotendeels intact, maar mist, net als de toren, de dikke aarden beschermlaag die nodig was toen de wapens in de negentiende eeuw steeds krachtiger werden.
De belangrijkste functie van het fort was de verdediging van de schutsluis tussen de ’s Gravelandse Vaart en de Vecht. Die was bedoeld voor scheepvaartverkeer, maar had ook een functie voor het onder water zetten van de polders tussen Weesp en Naarden.
De toren fungeerde als onderkomen voor de manschappen, maar ook als uitkijkpost. Volgens de militaire ingenieurs was de ronde vorm goed bestand tegen kanonvuur. Op het dak stonden ver reikende kanonnen, via de vele schietgaten lag de directe omgeving onder vuur met geweren. Als de vijand het fort binnenviel konden de soldaten zich veilig terugtrekken in dit fort binnen het fort (reduit).
Zuidoostelijk van het gelijknamige gehucht ligt het fort aan de Vecht, waar de ’s Gravelandse Vaart uitmondt in de rivier. Deze trekvaart dateert van 1635. De schutsluis, oorspronkelijk alleen bedoeld voor passerende trekschuiten, kreeg al snel ook een militaire functie. Daarmee was het een belangrijk punt om te verdedigen, eerst als onderdeel van de Oude en later van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Samen met Fort Hinderdam beveiligde Fort Uitermeer het (onder water te zetten) gebied tussen vestingsteden Weesp en Naarden en waakte het over de hoger gelegen landdoorgangen, zoals de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort en de weg van Hilversum naar Weesp. Verder konden naburige verdedigingswerken ondersteuning krijgen vanuit het fort.
Omdat het op de grens van de provincies Noord-Holland en Utrecht ligt en twee belangrijke toegangswegen naar Amsterdam bewaakte, maakte het fort tussen 1913 en 1922 ook deel uit van de Stelling van Amsterdam.
In het rampjaar 1672 werd een oude aarden versterking (schans) uitgebreid tot een aarden fort, aangelegd rondom de schutsluis. De trekschuiten voeren in die tijd dwars door het fort. Door de jaren heen volgden tal van verbeteringen en uitbreidingen in de strijd tegen steeds vernuftiger oorlogstuig en aanvalstechnieken.
In werkelijkheid viel het oorlog voeren nogal eens tegen, alle inspanningen en verdedigingsplannen ten spijt. Zo viel Fort Uitermeer in 1787, tijdens de oorlog met Pruisen, op nogal sullige wijze in handen van de vijand doordat de dienstdoende militairen voor de regen schuilden in het toenmalige wachtgebouw. De boerenknecht die de ophaalbrug ‘mocht’ bewaken (!), liet deze al zakken na flink stemverhef van een Pruisische luitenant.
In 1845 kreeg het fort nieuw leven ingeblazen met de aanleg van verschillende ‘bomvrije’ bouwwerken, waaronder de toren en de remise. Het was daarmee berekend op 175 manschappen. Maar al snel waren de bomvrijheid van de gebouwen opnieuw gedateerd. Wonderlijk genoeg bleken de muren wel bestand tegen twintigste-eeuwse explosieven. Want toen Defensie de toren in 1951 officieel afschreef en wilde opblazen, bleven de robuuste buitenmuren fier overeind. De meeste andere gebouwen werden wel met de grond gelijkgemaakt. Defensie gebruikte het fortterrein nog jarenlang voor munitieopslag.
- Bouwjaar
- 1845
- Bouwperiode
- Fase 2 (1841-1867)
- Bouwmateriaal
- baksteen