Collectie
/ Locaties / Nieuwe Hollandse Waterlinie / groep Merwede / vak Arkel /Vesting Gorinchem vormt het oude centrum van het tegenwoordige stadje aan de Merwede. Met 10 van de 11 bastions intact ziet het door water omgeven bolwerk er in grote lijnen nog uit als weleer. Alleen aan de westzijde is de oude vorm vervaagd door aanleg van het Merwedekanaal. De bastions, hoekige uitbouwen van de vestingwallen ter verdediging van de vestinggracht, bevatten opvallend weinig militaire bebouwing. Ze dragen veelzeggende namen als Moestuinbolwerk, Korenmolenbolwerk en Galgbolwerk.
Aan de noordoost- en oostzijde bevinden zich nog twee van de drie eilandjes (ravelijnen) voor extra verdediging van de vesting. Daarachter ligt een extra beschermingswal (enveloppe) die de contouren van de vesting volgt.
De vesting is via diverse aarden en stenen dammen (beren) met het vasteland verbonden. Dwars erdoorheen loopt de tot gracht ingedamde Linge, die in het zuiden uitmondt in de Boven Merwede.
De vesting moest de Linge, Merwede en Waal verdedigen, inclusief dijken en uiterwaarden. De Merwede vormde een grote doorgang (acces) in het zuidelijkste deel van de waterlinie en was dus kwetsbaar voor vijandige aanvallen.
Het fraaie oude centrum binnen de vestingwallen is goed bewaard gebleven. De wallen en bastions zijn voorzien van wandelpaden en fungeren tegenwoordig als stedelijk groen.
De vesting ligt op de noordoever van de Boven Merwede, waar deze samenkomt met de Linge en voortvloeit uit de Waal en de Afgedamde Maas. Samen met Vesting Woudrichem, Slot Loevestein en later Fort Vuren was de vesting verantwoordelijk voor de verdediging van deze strategische plek.
Aangezien er rondom zeer veel water aanwezig is, bevinden zich in de nabije omgeving diverse sluizen: voor het schutten van scheepvaartverkeer en om Gorinchem te behoeden voor hoogwater. Ook zijn er enkele militaire of ‘inundatiesluizen’, bedoeld voor onderwaterzetting (inundatie) van het gebied ten oosten van de vesting.
Een ervan was de 80 meter lange sluis bij het zuidelijke Tolbastion. In de praktijk liet deze vooral het rivierwater door de stadsgracht en andere waterlopen stromen, om de situatie hygiënisch te houden.
Een zeldzame driedubbele ‘waaiersluis’ bevindt zich bij Dalem, ten oosten van de vesting. Bijzonder aan deze sluizen, naar een ontwerp van waterbouwkundige Jan Blanken, was dat de sluisdeuren zelfs tegen hoogwater in te openen waren en dat slechts bediend door één man.
Gorinchem vormt het eindpunt van de 23 kilometer lange Diefdijklinie, een aaneenschakeling van dijken op de grens tussen Zuid-Holland en Gelderland, die fungeerde als hoofdverdedigingslijn.
Eind dertiende eeuw veranderde Gorinchem al in een vesting, om zich het alom aanwezige water en de buurstaten Holland en Gelre van het lijf te houden. De huidige aarden omwalling is eind zestiende-eeuws. Die werd zover buiten de middeleeuwse stadsmuren aangelegd dat stadje bijna verdubbelde in oppervlak. Hierdoor ontstond ruimte voor moestuinen en veehouderij, met als doel belegeringen te doorstaan. Want het bedrijvige vissersplaatsje was een populair aanvalsdoel.
Ook de Pruisen en de Fransen hadden het erop voorzien. Zij hoopten hier Holland binnen te dringen. Om die reden werd de vesting diverse malen uitgebreid en versterkt, inmiddels als onderdeel van de Oude Hollandse Waterlinie. Tevergeefs, want tijdens de Napoleontische Oorlogen (1813-14) werd Gorinchem ingenomen door de Pruisen. Aan de overkant was Woudrichem bezet door de Fransen. Zij beschoten de vesting langdurig met kanonnen, met veel schade als gevolg.
Begin negentiende eeuw raakte de vesting in verval, totdat zij als schakel in de Nieuwe Hollandse Waterlinie nieuw militair aanzien kreeg en een belangrijke garnizoensstad werd. Binnen de vestingwallen verrezen wachthuizen, artillerieloodsen en andere militaire gebouwen, zoals een bomvrij arsenaal (wapenmagazijn, 1851) en een versterkte kazerne (1852).
Tot 1967 – de vesting was toen al jaren opgeheven – verbleven er steevast honderden militairen.
Onderdelen
Documentatie
Locatie
Gerelateerde afbeeldingen