Een gedeelte van de verdedigingswerken van de binnenste en oudste fortenring aan de oostkant van Utrecht waren onderling met elkaar verbonden door ‘gedekte gemeenschapswegen’.
Deze wegen lagen, gevrijwaard van vijandelijk vuur, achter hoge aarden wallen. Daarachter lag meestal een gracht.
Troepenverplaatsing en transport van geschut tussen de forten konden via de gedekte wegen veilig, want ongezien voor direct vuur, plaatsvinden. De grachten langs gedekte wegen ontstonden door het afgraven van grond voor de aarden wal. Vaak vervulden ze de rol van inundatiekanaal, in dit geval voor de toevoer van water om het gebied ten oosten van Utrecht onder water te zetten (inundatie).
Door de talloze veranderingen in de infrastructuur aan de rand van Utrecht is er niet veel meer over van de militaire wegen.
De gedekte wegen verbonden Fort Blauwkapel, Fort aan de Biltstraat, Fort Vossegat en de vier Lunetten op de Houtense Vlakte.
Achter de Huizingalaan is een gedeelte van de gedekte weg tussen het Fort aan de Biltstraat en Fort Blauwkapel in rudimentaire vorm nog aanwezig. Hier ligt tevens een gedeelte van de gracht. In het verlengde hiervan, wat verder zuidelijk, is langs voormalig inundatiekanaal De Zilveren Schaats een deel van de gedekte weg naar de vier Lunetten te herkennen. Ook ten oosten van Fort Vossegat is een stuk gedekte weg herkenbaar, en een deel van hetzelfde inundatiekanaal.
Ook de Hoge Dijk en de Ezelsdijk maakten deel uit van het stelsel van militaire wegen; beide waren oorspronkelijk ‘gedekt’ door een aarden wal. De eerste liep waar nu de Professor Jordanlaan ligt, ten oosten van en parallel aan de Eykmanlaan. De wal is verdwenen, maar de gracht die erdoor is ontstaan bestaat nog.
De aarden wal langs de gedekte gemeenschapsweg tussen Fort de Bilt, Fort Vossegat en de Lunetten fungeerde ook als extra keerkade. Bij inundatie moest die voorkomen dat het water de stad in liep. Om dezelfde reden waren er in de Biltse Grift, de Minstroom en de Kromme Rijn al in 1815 damsluizen aangebracht. Eind jaren 1930 zijn deze vervangen door betonnen plofduikers van zwaar gewapend beton.
De eerste fortenring ten oosten van Utrecht dateert van het begin van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1874, enkele jaren na de Frans-Duitse oorlog, schreef de Vestingwet aanpassing van de verdedigingswerken voor vanwege de razendsnelle ontwikkelingen op wapengebied. Aanleg van gedekte gemeenschapswegen was een van die maatregelen.
Omdat de manier van oorlog voeren was veranderd en verdediging vanaf de forten niet langer volstond, werden in de aarden wallen langs de gedekte wegen opstelplaatsen voor geschut (batterijen) aangelegd. Tijdens de mobilisatie van 1914-18 kwamen er infanteriestellingen bij, met betonnen groepsschuilplaatsen. In 1939-40, toen Nederland zich opnieuw mobiliseerde volgden exemplaren van zwaar gewapend beton.
Langs het voormalig inundatiekanaal met resten van een gedekte gemeenschapsweg, ten noordoosten van Fort Vossegat, staan nog drie van deze ‘piramides’, zo genoemd vanwege hun opvallende vorm met schuine vlakken.
- Bouwperiode
- Fase 4 (1871-1886)