Net als aan het noordelijk uiteinde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, staat er in het zuiden een middeleeuwse kasteel: Slot Loevestein. Het compacte kasteel met twee vierkante torens en torenpoort is omgeven door een slotgracht met ophaalbrug en wallen met bastions. Daaromheen ligt een brede vestinggracht met brug en toegangspoort. Vanuit de bastions was de vestinggracht van opzij te verdedigen.
Aan de Waalzijde zijn de vestingwallen bekleed met stenen muren, vooral om weerstand te bieden aan hoogwater en kruiend ijs.
Buiten de slotgracht bevinden zich tal van militaire bouwwerken, onder meer een middeleeuwse kruittoren, een arsenaal, commandeurswoningen en soldatenhuisjes uit de achttiende eeuw.
De benaming Fort Loevestein is een militaire aanduiding uit de 19e eeuw. Ook 'vesting Loevestein' wordt gebruikt.
Als onderdeel van de Oude en de Nieuwe Hollandse Waterlinie moest het slot de monding van de – nu Afgedamde – Maas in de Merwede verdedigen. Ook het gebied ten oosten van vesting Woudrichem viel binnen de vuurlinie.
Het slot is tegenwoordig museum, monument en archeologische vindplaats. Bovendien fungeert het als (zuidelijk) informatiecentrum voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In een voormalig officierslogement is een luxe Bed & Breakfast ondergebracht (Erfgoedlogies).
Slot Loevestein ligt in de Bommelerwaard, op de plek waar de (voormalige) Maas en Waal samenkomen, op de grens tussen Gelderland, Brabant en Zuid-Holland. Dirc Loef van Horne, die het slot liet bouwen, zag hier niet alleen een goed verdedigbare plek, maar ook een uitgelezen mogelijkheid om – illegaal – tol te heffen van passerende schepen.
Samen met vestingen Gorinchem en Woudrichem, en later Fort Vuren, maakte het slot deel uit van de zuidelijke vestingdriehoek, verantwoordelijk voor verdediging van dit kwetsbare en dus strategische punt in de waterlinie.
De Waal vormde een grote bedreiging voor het slot. Elk jaar was herstel van de wallen nodig, vanwege overstromingen en de vernietigende werking van kruiend ijs. Pas halverwege de achttiende eeuw lukte het om opkomend kwelwater buiten het slot te houden. Tot die tijd stond het water er regelmatig kniehoog.
Het veertiende-eeuwse ‘stenen huis van Loef’ had zware vierkante torens met schietgaten, een ridderzaal, kruittoren en slotgracht met ophaalbrug. Na die tijd veranderde het regelmatig van uiterlijk en eigenaar.
In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zag Willem van Oranje het militaire nut ervan in en besloot de verdedigingswerken eromheen te moderniseren tot een vijfhoekige omwalling met bastions. Hierna fungeerde het kasteel lange tijd als staatsgevangenis, met rechtsgeleerde Hugo de Groot als bekendste, want per boekenkist ontsnapte, politiek gevangene (1621).
In het rampjaar 1672 speelde het slot een rol in de strijd tegen de Fransen onder Lodewijk XIV, waarna het deel uitmaakte van de Oude en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De omwalling werd diverse malen gewijzigd en begin achttiende eeuw werd de slotgracht deels gedempt.
De bewoners van het slot, militairen en burgers, vormden een geïsoleerde, zelfvoorzienende gemeenschap, met haar eigen bakker, schoolmeester, dominee en vroedvrouw. De kelders van het slot dienden als grootschalige buskruitopslag, waardoor het explosiegevaar enorm was.
In de negentiende eeuw ontsnapte het slot ternauwernood aan de sloopkogel, waarna het werd verbouwd tot zelfstandig verdedigbaar bolwerk (reduit). Door de introductie van de allesvernietigende brisantbom (1885) bleek die functie snel achterhaald.
In 1951 is het slot in militaire zin opgeheven.
- Bouwjaar
- 1575
- Bouwperiode
- Fase 0 (tot 1815)
- Bouwmateriaal
- baksteen