Het Werk aan de Waalse Wetering is een bescheiden fort met fortgracht, brug en een hoge aarden wal (frontwal). Die is gericht op het zuidoosten, richting Schalkwijk en Houten, waar een oprukkende vijand zich eenvoudig kon verschansen. Het min of meer rechthoekige forteiland (3 hectare) is uitsluitend met gras begroeid, waardoor de symmetrische indeling opvalt.
De centraal tegen de wal gelegen kazerne is bedekt met een dikke laag aarde, net als de stalling voor geschut (remise) die erbovenop staat. Alleen de voorgevel van de bouwwerken, gericht naar het veilige noordwesten, is zichtbaar.
Het werk, de militaire term voor een verdedigingswerk, moest een hoger liggend stuk land ten zuiden van de Schalkwijkse Wetering vrijwaren van ongewenste indringers. Verder verdedigde het de Waalseweg en het nabijgelegen inundatiekanaal. Bij oorlogsdreiging fungeerde dit kanaal als toevoer voor onderwaterzetting (inundatie) van de oostelijk gelegen polders.
Sinds 1970 is het fort eigendom van Staatsbosbeheer.
Het fort ligt tussen de Lek en het Amsterdam-Rijnkanaal ten oosten van het lintdorp Tull en ’t Waal. De frontwal kijkt uit op de Waalse Wetering, waaraan het fort zijn naam dankt. Dit 3 kilometer lange inundatiekanaal tussen Fort Honswijk en de Schalkwijkse Wetering is kort na 1870 gegraven om het gebied ten zuiden en zuidoosten van Utrecht snel onder water te kunnen zetten.
Zo nodig was ondersteunend vuur mogelijk aan het noordelijk gelegen Fort bij ’t Hemeltje en aan het Werk aan de Korte Uitweg, iets verder zuidelijk in het inundatiekanaal. Dat fort maakte, net als het Werk aan de Waalse Wetering, Verdedigingswerk te Vreeswijk, Lunet aan de Snel en Fort Honswijk, deel uit van de bijzonder complete Stelling Honswijk. Het militaire landschap uit 1870 is hier nog volledig intact.
Binnen het schootsveld van het fort bevinden zich enkele houten schuren. Bij oorlogsdreiging mocht het leger deze platgooien of afbranden, zodat vrij zicht ontstond. Dit was vastgelegd in de Kringenwet (1853), die precies voorschreef wat er (niet) gebouwd mocht worden binnen de drie kringen van 300, 600 en 1.000 meter rond een fort.
Na aanleg van het inundatiekanaal, rond 1870, is het Werk aan de Waalse Wetering (1875-1878) ongeveer gelijktijdig aangelegd met het Werk aan de Korte Uitweg. De begane grond van de kazerne bevatte onder meer logieslokalen, een telegraafkantoor, keuken, buskruit- en projectielenmagazijn. Een van buiten onzichtbare tussenverdieping bevatte logies voor 4 officieren. Helemaal bovenop, stond het geschut klaar in de remises.
De magazijnen met explosieven werden door olielampen verlicht. Vanwege het explosiegevaar stonden deze in speciale nissen achter een dikke laag glas, met luchttoevoer- en rookafvoerkanalen. De lampen waren te bedienen vanuit ‘spouwgangen’, deze liggen naast de magazijnen.
Aan beide uiteinden van de kazerne bevonden zich de toiletten (privaten), apart voor manschappen, onderofficieren en officieren.
De dikke aarden laag op het dak filterde het regenwater tot drinkwater, waarna het via schuine dakvlakken terechtkwam in ‘druipkokers’. Deze leidden naar de waterkelder (cisterne). In de bomvrije bouwwerken was dan ook altijd gedrup te horen. Het verblijf was er sowieso niet optimaal: behalve vochtig was het er koud en tochtig.
Het fort was berekend op ruim 100 man en 10 stuks geschut.
- Bouwjaar
- 1875
- Bouwperiode
- Fase 4 (1871-1886)
- Bouwmateriaal
- baksteen