De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een militaire verdedigingslinie die in de 19e en 20e eeuw het economisch hart van Nederland (ruwweg Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht) aan de oostkant moest beschermen. De linie liep van het IJsselmeer tot aan de Biesbosch en bestond uit de hoofdweerstandslijn met ten oosten daarvan een aantal aaneengeschakelde inundatiekommen waarin het water tot kniehoogte opgezet kon worden. Deze kommen waren enkele honderden tot wel vijf kilometer breed. Voor de onderwaterzetting bestond een uitgebreid stelsel van aanvoerkanalen, inlaatsluizen, duikers en keerkaden. Accessen, delen die niet onder water gezet konden worden (hoger terrein, dijken, spoorlijnen, wegen), werden verdedigd door vestingsteden, forten, batterijen en (verdedigings)werken.
Sinds 1890 was het grondgebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in de militaire organisatie verdeeld in groepen, elk onder commando van een groepscommandant. Elke groep was weer onderverdeeld in enkele vakken. De groepen en vakken bepaalden de opstelling en verdeling van de legereenheden voor de verdediging van de hoofdweerstandslijn, inundatiekommen en accessen.
De oorspronkelijke indeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (1920) in zes groepen is in 1922, toen de Nieuwe Hollandse Waterlinie als Oostfront deel ging uitmaken van de Vesting Holland, veranderd in een opdeling in vijf groepen. Deze vijf groepen zijn: Groep Naarden, Groep Nieuwersluis, Groep Utrecht, Groep Lek en Groep Merwede.
Vak Liesbosch is onderdeel van de groep Utrecht. Belangrijke verdedigingswerken in dit vak zijn het Fort bij Vechten en het Fort bij 't Hemeltje.