Meest opvallend aan het Fort aan de Biltstraat is dat het in twee delen uiteenvalt aan weerszijden van de Biltsestraatweg. Het grote fort (11 hectare), ooit één geheel, heeft uitbouwen (bastions) op de vier hoeken en een – onderbroken – fortgracht. Voornaamste taak van het fort was afsluiting van de Biltsestraatweg.
Het noordelijke deel fungeerde tot ver in de twintigste eeuw als schietoefenterrein, maar is nog redelijk intact. Het andere restant van de bomvrije kazerne, een dubbele stalling voor geschut (remise) en twee kruitmagazijnen zijn aan de frontzijde (oost) weggewerkt onder een dikke laag aarde, ter camouflage en bescherming tegen kanoninslagen.
Sinds 1997 is dit deel van het fort eigendom van de gemeente Utrecht en in 1999 opende hier het Herinneringscentrum voor de Toekomst zijn deuren. Dat bevindt zich niet voor niets op deze plek. De Duitsers gebruikten het fort tijdens de Tweede Wereldoorlog als executieplaats. Zeker 140 verzetsstrijders en andere gevangenen zijn hier gefusilleerd. Na de oorlog fungeerde het fort tijdelijk als interneringskamp voor NSB’ers.
Aan de oostgrens van Utrecht, destijds verder van de stad af dan nu, lag het fort letterlijk op de oostelijke toegangsweg naar Utrecht, de meest logische route voor vijandelijke troepen om Utrecht binnen te vallen. Samen met forten De Gagel, De Klop, Blauwkapel, Vossegat en de vier Lunetten op de Houtense Vlakte, maakte het deel uit van de binnenste fortenlinie rond Utrecht. Deze stamt van de eerste bouwperiode van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, toen ook Utrecht achter de versterkingen kwam te liggen.
Zo nodig kon het fort vuurondersteuning bieden aan het nabijgelegen Werk aan de Hoofddijk. En bij een aanval op Fort Voordorp was de vijand in de linkerflank te beschieten. Kwam het tot onderwaterzetting (inundatie) van het omliggende gebied, dan was ondersteunende verdediging van het land tussen de forten Blauwkapel en Vossegat mogelijk.
Ten westen van het fort, achter de Sartreweg, bevindt zich nog een stuk ‘gedekte gemeenschapsweg’ uit 1876. Deze weg, afgeschermd door een aarden wal, was bedoeld voor veilige verplaatsing van troepen en materieel tussen de forten aan de Biltstraat en Blauwkapel.
Op de plek waar zich in 1787 een eenvoudige versterking bevond, verrees tussen 1816 en 1819 het eerste fort van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Om te beginnen was dat een verdedigingswerk met bastions en een reduit: een laatste verdedigingsbastion.
Onder druk van de snel voortschrijdende wapentechniek volgden de verbeteringen elkaar op. Zo kwam er in 1850 een ‘verdedigbaar’ wachthuis op het reduit en een kwarteeuw later volgden de langgerekte, bomvrije kazerne en dubbele stallingen voor geschut. In 1936 kreeg het fort er 5 kanon- en mitrailleurkazematten bij. Deze betonnen onderkomens moesten de geleden schade van de in 1930 verbrede straatweg compenseren. Het onbeduidende weggetje dat aanvankelijk door het fort liep werd er later omheen geleid. Nu ging de straatweg er opnieuw dwars doorheen. Het middelste deel van de kazerne werd eraan opgeofferd, net als de twee verborgen uitgangen (poternes), het reduit en de drie bruggen aan de westkant. In 1939 werden nog twee betonnen groepsschuilplaatsen gebouwd, waarin 11 manschappen dekking konden zoeken. Het fort bood ruimte aan zo’n 250 man en 34 stukken geschut.
- Bouwjaar
- 1819-1821
- Bouwperiode
- Fase 1 (1815-1841)
- Bouwmateriaal
- baksteen