Pal naast de A27, tussen Utrecht en Houten, ligt Fort bij ’t Hemeltje. Het forteiland, 7,5 hectare groot en voorzien van een fortgracht met dam, is trapeziumvormig. Op de hoeken zijn bastions aangebracht. In geval van nood was vanachter de aarden wal op deze uitstulpingen het fort te verdedigen.
Een groot deel van de oorspronkelijke bebouwing, afgezien van de voorkant verstopt onder dikke lagen aarde, is nog aanwezig: de kazerne, een remise en twee bomvrije onderkomens op de zuidelijke bastions.
Tot 1993 gebruikte Defensie het fort als munitiedepot en voor renovatie van munitie. Al die tijd was het streng verboden gebied. Een fortwachter bewaakte het terrein. Na vertrek van een vuurwerkbedrijf kreeg Staatsbosbeheer het in 2006 in bezit.
De kazerne is opgeknapt en dient als kantoorruimte. Er loopt ook een wandelpad rond het forteiland, toegankelijk voor publiek. Dat laatste in beperkte mate, want de bijzondere planten, (broed)vogels en vleermuizen die zich hier thuis voelen, mogen er niet onder lijden.
Het fort, dat zijn naam dankt aan een voormalige boerderij annex herberg op deze plek, bevindt zich zuidwestelijk van Utrecht op de Houtense Vlakte. Dit terrein lag te hoog om onder water te zetten en behoefde dus extra verdediging. Ook bewaking van de weg Utrecht-Houten (nu A27) en de oostelijk gelegen spoorlijn Utrecht-Den Bosch behoorde tot de taken van het fort.
Samen met de forten Ruigenhoek, Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, Rijnauwen en Vechten vormde Fort ’t Hemeltje een tweede fortenring om Utrecht. Deze lag verder naar het oosten dan de oudere forten. Deze linie moest de stad beschermen tegen de steeds krachtiger wapens. In 1870 konden kanonnen al 3,5 kilometer ver schieten en ook de vernietigende kracht nam rap toe, zeker met de komst van de brisantgranaat in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Deze granaat spatte bij ontploffing uiteen in een regen van vernietigende metaalscherven.
Fort bij ’t Hemeltje dateert van 1881 en is het jongste grote verdedigingswerk van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ongebruikelijk zijn de bomvrije onderkomens in de wal op de twee noordelijke bastions. Deze ‘flankkazematten’ dienden voor opslag van wapens en munitie en hadden schietsleuven ter verdediging van de fortgracht. Ze waren bereikbaar via overdekte gangen (poternes), waaraan kruitkamers en geschutsruimtes lagen.
Het fort was omstreeks 1880 berekend op ruim 250 manschappen en 34 stukken geschut. Het idee om oorlog te voeren vanuit de forten was al achterhaald voordat het fort voltooid was. Pas vlak voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog gebeurde er iets met dat inzicht. Er verschenen loopgraven tussen en voor de forten. En ook hier verrezen in de omgeving betonnen groepsschuilplaatsen en kazematten. In 1939 en 1940 werden de modernere groepsschuilplaatsen gebouwd, herkenbaar aan de schuine vlakken (‘piramides’).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het fort gebruikt voor luchtafweer, eerst door het Nederlandse, later door het Duitse leger. Vlak na de oorlog, in juni 1945, had het fort toch nog drie doden te betreuren. Door ontploffende munitie in een van de bunkers kwam onder anderen de zoon van de fortwachter om.
- Bouwjaar
- 1878-1881
- Bouwperiode
- Fase 4 (1871-1886)
- Bouwmateriaal
- baksteen