Langs de Utrechtse rondweg, grenzend aan het Noorderpark, ligt Fort De Gagel. Het was een onderdeel van de eerste verdedigingsring oostelijk van Utrecht. Op het rechthoekige eilandje met fortgracht staan bouwwerken uit verschillende periodes: een wachthuis, een kazerne en een betonnen bergplaats voor geschut (remise). Opvallend zijn de drie groepsschuilplaatsen die achter de kazerne half in het groen verzonken liggen.
Het fort moest verschillende dijken, vaarten en sluizen in de nabije omgeving bewaken. Deze kwamen niet onder water te staan als de linie in werking zou treden en waren daarom kwetsbaar. De sluizen waren onmisbaar voor het op peil houden van het water in de polders rondom, de gewenste hoogte was zo’n 40 à 50 centimeter.
Het fort, ruim 2 hectare in oppervlak, is sinds 1997 in bezit van de gemeente Utrecht. Die wil het, net als 8 andere forten, restaureren, beheren en een nieuwe, eigentijdse functie geven. Fort De Gagel moet een opstappunt worden voor buitenactiviteiten, met horeca, recreatie (fiets- en kanoverhuur) en een informatiecentrum (situatie 2014).
Fort De Gagel ligt op een kruispunt van wegen tussen de naoorlogse wijk Overvecht en het omvangrijke Noorderpark, aan het noordeinde van de Klopvaart. Het moest de Gageldijk, Kerkeindse Dijk (nu Burgemeester Huydecoperweg), Klopdijk en de twee sluizen bij het fort beschermen. Deze sluizen waren alleen voor militair gebruik: het onder water zetten van land, zodat de vijand Utrecht en ‘Vesting Holland’ niet kon bereiken. Ze lieten het water uit de Vecht de Voorveldse polder in stromen. Als het hoog genoeg stond, gingen de sluizen dicht en hielden ze het water op peil.
Net als de forten Aan de Klop, Blauwkapel, aan de Biltstraat, Vossegat, de vier Lunetten op de Houtense Vlakte en Jutphaas, stamt Fort De Gagel uit de eerste bouwperiode van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Samen vormden ze de belangrijkste verdediging van die stad. Net als het Werk bij Maarsseveen nam het fort eind negentiende eeuw een deel van de taken van Fort aan de Klop over.
De eerste aanleg van het fort stamt van 1819-21. Het aarden batterijfort, met achter de aarden wal opstelplaatsen voor geschut (batterijen), werd krap 30 jaar later ingrijpend aangepast. Aan de kant van de brug, de veilige kant of ‘keel’, verrees een bomvrij vierkant wachthuis (16 x 16 m). Het gebouw, met 1,5 meter dikke muren, bevatte 2 slaapzalen en twee ruimtes voor geschut, elk voor 2 kanonnen (houwitsers). Ook op het open dak was ruimte voor kanonnen. Het wachthuis, toen nog met eigen gracht, fungeerde als fort binnen het fort: een laatste vluchtplek (reduit).
In 1878 volgde pal achter het wachthuis een ruime kazerne, afgezien van de voorkant verstopt onder een dikke laag aarde. De kanonnen op het dak maakten plaats een laag aarde. Naast de kazerne kwam een extra opslagplaats (remise) voor kanonnen, kogels en kruit. Ook een deel van de kazerne was gereserveerd voor kruit en munitie. Gevulde projectielen gingen via het ‘hijschlokaal’ naar de kanonremise erboven. De kazerne bood verder logies voor manschappen en (onder)officieren en bood de noodzakelijke voorzieningen: een keuken, ziekenboeg, apotheek en toiletten (privaten). Middenin hield de fortcommandant kantoor, samen met een telegrafist. Het fort bood ruimte aan 131 manschappen en 14 kanonnen.
- Bouwjaar
- 1819
- Bouwperiode
- Fase 1 (1815-1841)
- Bouwmateriaal
- baksteen