Tussenstelling Spijkse Veld is een voormalige infanteriestelling. Zo’n stelling bestond uit veldversterkingen voor voetsoldaten en geschut. Van de oorspronkelijke loopgravenlinie is niets meer te zien. Alleen een tiental groepsschuilplaatsen uit 1939-40 vormen nog een denkbeeldige lijn in het polderlandschap.
Ook de driedubbele inundatiesluis bij Dalem hoort bij de stelling. Dit is een van de vijf in 1815 aangelegde militaire ‘waaiersluizen’ op strategische plekken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Door de sluizen open te zetten, kwamen de polders tussen Waal en Linge onder water te staan (inundatie). Bijzonder aan het vernieuwende ontwerp van waterbouwkundige Jan Blanken was dat de sluizen zelfs tegen hoog water in te openen zijn en er toch slechts één man nodig is voor de bediening.
De stelling maakte deel uit van de – hier verdwenen – Diefdijklinie, en liep tussen de Linge en de Waal richting Fort Vuren. In het zuiden kon dit fort vuursteun verlenen aan de stelling, vanuit het noorden de aan de Linge gelegen Batterij bij de Broeksche Sluis.
De Diefdijklinie, een 23 kilometer lange aaneenschakeling van dijken die de grens tussen Zuid-Holland en Gelderland markeert, is genoemd naar de eeuwenoude Diefdijk. Aan het eind van deze linie bevindt zich de monumentale vestingdriehoek met de vestingen Gorinchem, Woudrichem, Slot Loevestein en het later gebouwde Fort Vuren. Deze driehoek vormt het zuidelijk sluitstuk van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Samen met Fort Vuren en de Batterijen bij Dalem vormde de tussenstelling hier de hoofdverdedigingslinie achter het onder water te zetten gebied (inundatiezone). De westelijk gelegen inundatiesluizen bij Dalem maakten ook deel uit van de stelling.
Toen de forten eind negentiende eeuw niet bestand bleken tegen het moderne geschut en het steeds makkelijker werd om wapens te verplaatsen, verloren ze hun oorspronkelijke functie. Het strijdtoneel verplaatste zich naar het open veld. Tijdens de mobilisatie van 1914-18 veranderden de meeste forten daarom in infanteriesteunpunten.
Tussen de forten verschenen veldversterkingen voor een mobiel veldleger: open opstelplaatsen voor geschut (batterijen), loopgravenstelsels met prikkeldraadversperringen en groepsschuilplaatsen. Kort voor de Tweede Wereldoorlog werden de stellingen uitgebreid met vechtwagenversperringen, tankgrachten en groepsschuilplaatsen.
Ook de tussenstelling dateert van 1914-18, al zijn uit die tijd nauwelijks sporen bewaard gebleven. Tijdens de mobilisatie van 1939-1940 is een tiental groepsschuilplaatsen van zwaar gewapend beton toegevoegd (‘piramides’). De ingang had een hoge drempel om het inundatiewater buiten de deur te houden. Kwam het water te hoog, dan waren van binnen schotbalken voor de ingang te plaatsen. De ijzeren haken aan de buitenkant dienden voor het aanbrengen van camouflagemateriaal.
Van deze onderkomens, waarin 11 man dekking konden vinden, zijn er in totaal 700 gebouwd. De meeste zijn bewaard gebleven.
- Bouwjaar
- 1939
- Bouwperiode
- Fase 6 (1916-1945)