Net als Fort Spion en Fort Kijkuit, moest het Fort bij Tienhoven een dijk beschermen, in dit geval een zogeheten ‘inundatiekade’. Die kade vormde de grens van het onder water te zetten (te inunderen) gebied. Op het ovaalvormige eilandje, waar de kade omheen is gelegd, staan twee wachthuizen van verschillende datum en een kazemat uit 1939. Vlak bij de plek waar vroeger de brug over de fortgracht lag, staat nog de negentiende-eeuwse fortwachterswoning.
De indeling van het vierkante wachthuis lijkt erg op die van de forten Spion en Kijkuit. Twee grote verblijven in het midden dienden als slaapvertrekken voor 52 manschappen en 2 onderofficieren. De beide uitspringende bouwsels bevatten bergruimte voor geschut (remises), met daarnaast twee buitentoiletten (privaten). In de kelder bevonden zich een keuken, toiletten en een kruitberging. Het tweede wachtgebouw bood onderdak aan onderofficieren, die de ruimte deelden met een telegraafkantoor en kruitopslag.
Anders dan de naam doet vermoeden, bevindt het fort zich een eind van Tienhoven af. Breukelen en Maarssen zijn dichterbij. Het ligt als obstakel in de Tienhovense Vaart in de zuidwesthoek van de Loosdrechtse Plassen. In het noordwesten ligt Fort Nieuwersluis, in het zuidoosten de volgende schakel in de Nieuwe Hollandse Waterlinie: het Werk bij Maarsseveen.
Waar het Tienhovens Kanaal uitkomt in de Vecht, bevindt zich de oude Kraaienestersluis. Die was mede aanleiding voor de aanleg van het fort. De schutsluis, bedoeld voor boten, kon zo nodig ook als damsluis fungeren. In dat geval werd de sluis dichtgemaakt met schotbalken en voorkwam zo dat het water uit de polders naar de Vecht stroomde.
Ten westen en ten zuiden van het fort bevinden zich enkele betonnen groepsschuilplaatsen uit 1939-40. Ook richting Fort Nieuwersluis en Maarsseveen verrezen heel wat van deze betonnen werken, ook wel ‘piramides’ genoemd. Bij vijandelijke beschietingen konden hier 11 man schuilen. Anders dan kazematten boden ze geen mogelijkheid om zelf te vuren.
Het forteiland, met aarden wallen, borstweringen en centraal gelegen wachthuis, dateert van 1848-50. Het stamt daarmee uit de tweede bouwperiode van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, toen er behalve robuuste torenforten veel bomvrije bouwwerken verrezen om de steeds krachtiger wapens te kunnen weerstaan.
Dertig jaar later waren om dezelfde reden ingrijpende verbeteringen nodig. Het wachthuis werd verbouwd tot kazerne en kreeg een dikke laag beschermende aarde over zich heen. Er kwam een tweede wachthuis dicht bij de brug en in de vaart werden twee damsluisjes geplaatst. Deze waren nodig om het water in de polders op peil te houden bij onderwaterzetting. Ook het waterniveau van de fortgracht was ermee te regelen.
In 1885-86 werd een derde bouwsel opgetrokken: een bergplaats voor twee kanonnen (remise). Deze maakte later plaats voor een kanonkazemat van gewapend beton. Ook werden aan de westkant van het forteiland twee extra aarden verdedigingswerken aangelegd voor ver reikend geschut. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog verrezen hierop enkele groepsschuilplaatsen en een mitrailleurkazemat met stalen koepel. De Duitsers bliezen deze op voor hergebruik van het staal. Ironisch genoeg waren het ook de Duitsers die de omringende polders uiteindelijk onder water zetten voor een veilige aftocht.
- Bouwjaar
- 1848
- Bouwperiode
- Fase 2 (1841-1867)
- Bouwmateriaal
- baksteen