Net als Gorinchem is Woudrichem een riviervesting en ook hier bevindt de oude stadskern zich binnen de vestingwallen. Deze minder grote vesting telt 4 grote en 3 kleinere bastions. Die laatste liggen aan de Merwede en zijn, net als de wallen aan deze kant, voorzien van stenen muren om hoogwater en kruiend ijs te kunnen weerstaan. Vanuit de bastions was de vestinggracht zijdelings te verdedigen.
De vesting heeft vijf toegangen, vier ervan ter hoogte van de middeleeuwse stadspoorten. Alleen de Water- of Gevangenpoort, voor toegang vanaf het water, staat nog overeind. De oostelijke toegang voert over een van de twee verdedigingseilandjes (ravelijnen) in de vestinggracht. Twee stenen dammen (beren) verbinden de vesting met het vasteland en scheiden het rivierwater van de vestinggracht.
De relatief beperkte militaire bebouwing bevindt zich nabij de omwalling: een wachthuis, kazerne, bomvrij arsenaal en twee bomvrije buskruitmagazijnen, alle uit de negentiende eeuw.
De vesting diende ter verdediging van de (later Afgedamde) Maas, de zuidelijke Maasdijk en een militair sluizencomplex, inclusief inundatiekanaal. Bij oorlogsdreiging werd het water via de sluizen naar dit kanaal gestuwd om het Land van Altena onder water te zetten (te inunderen). Ook was vuursteun mogelijk aan Gorinchem, Loevestein en, later, Fort Vuren.
Woudrichem, ook wel bekend als Woerkum, ligt in de monding van Afgedamde Maas, op het punt waar deze samen met de Waal overgaat in de Merwede. Aan de overzijde van de Afgedamde Maas ligt Slot Loevestein en richting noordwesten kijkt de vesting uit op Gorinchem, aan de andere kant van de Merwede.
Woudrichem, Gorinchem, Slot Loevestein en Fort Vuren vormen de zuidelijke vestingdriehoek van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Gezamenlijk moesten ze dit kwetsbare punt in de zuidelijke waterlinie verdedigen. Woudrichem fungeerde bovendien als voorpost voor Gorinchem.
De later verder naar het oosten aangelegde Batterijen onder Brakel en Poederoijen maakten modernisering tijdens latere bouwfases overbodig, reden waarom de vesting zo weinig bomvrije bouwwerken telt.
Net als in Gorinchem, zijn er in plaats van de middeleeuwse poorten openingen (coupures) gemaakt in de vestingwal. Deze zijn, net als damsluizen, nog altijd af te sluiten met schotbalken en zand om hoogwater buiten te houden.
Net als Gorinchem werd Woudrichem vanwege zijn strategische ligging meermalen belegerd. In 1573 werd het dorpje, bekend om zijn zalmvisserij, zelfs vernietigd door de Geuzen. Dat was aanleiding voor de bouw van wallen met bastions, ravelijnen en stenen dammen of ‘beren’ (1583-87). De loodrechte hoek die de bastionwallen maken met de tussenliggende wallen (courtinen), is typerend voor deze Oudnederlandse vestingbouw. Anders dan in Gorinchem lag de omwalling binnen de middeleeuwse stadsmuren.
De vesting maakte vanaf 1672 deel uit van de Oude Hollandse Waterlinie, maar raakte in de achttiende eeuw in verval. Door de aanleg, in 1815, van het militaire sluizencomplex herwon zij aan militair belang en werd onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Woudrichem is vooral bekend om zijn ‘Vischoproer’ in 1877, toen de gemeente tevergeefs het eeuwenoude visrecht voor het volk wilde afschaffen. De plaatselijke marechaussee en militairen van Slot Loevestein en Gorinchem moesten eraan te pas komen om de opstand neer te slaan. In 1894 werd het visrecht een staatsaangelegenheid.
De enige daadwerkelijke oorlogshandelingen vonden plaats tijdens de Napoleontische Oorlogen (1813-14), zij het anders dan voorzien. De Fransen beschoten toen de Pruisen, verschanst in vesting Gorinchem, langdurig met kanonnen.
In 1955 werd de vesting in militaire zin opgeheven.
- Bouwjaar
- 1583
- Bouwperiode
- Fase 0 (tot 1815), Fase 1 (1815-1841)