Vesting Muiden staat zowel aan het begin van de Oude- als de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Aanvankelijk verdedigde zij de Zeedijk en de Naardertrekvaart. Later ging het vooral om bewaking van de grote zeesluizen en andere waterwerken, nodig voor het onder water zetten (inunderen) van het land oostelijk van de Vecht.
Vooral aan de oostkant van de vesting zijn tal van onderdelen bewaard gebleven, zoals aarden wallen met bastions, stallingen voor geschut (remises), een grote kazerne, een munitiemagazijn, verschillende inundatiesluizen en eilandjes in de vestinggracht (ravelijnen).
Een van oostelijke ravelijnen bevat een ‘caponnière’: een bouwwerk voor verdediging van de vestinggracht. In de vorm van een pijl is het eilandje gericht op de Naardertrekvaart. Net als de dijkwegen aan weerszijden van de trekvaart is het eilandje via een brug verbonden met de vesting.
De vesting is al grotendeels gerestaureerd (2014), maar de gemeente wil ook de rest zo veel mogelijk in oude staat terugbrengen. Voor herstel van de oude zuidelijke toegang zal zelfs de A1 verlegd worden. Ook de westelijke vestingwallen en de half gedempte, half tot singel vergraven, vestinggracht staan op de planning voor restauratie.
De naam Muiden heeft alles te maken met de strategische plek waar de vesting zich bevindt. De oude Romeinse naam was Villa Amuda: stad bij de monding van de A. Die letter stond voor de rivier de Vecht.
Door de ligging aan de Zuiderzee is het stadje altijd van groot militair belang geweest, ook omdat het een grensgemeente was en er veel regionale twisten zijn uitgevochten. Het stadje is diverse keren verwoest en weer opgebouwd.
Samen met Naarden en Weesp vormde Muiden een vestingdriehoek ter bescherming van Amsterdam. Tijdens de Nieuwe Hollandse Waterlinie nam Muiden de centrale rol hierin over van Naarden. Tussen 1892 en 1922 viel de vesting om die reden tijdelijk onder de Stelling van Amsterdam, net als de Westbatterij tegenover het Muiderslot.
Het hooggelegen Muiderberg, ten oosten van Muiden, vormde een zwakke schakel in de linie. Hier was Fort Coehoorn gepland, maar de Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten. In 1931 zijn hier wel enkele betonnen kazematten gebouwd en in 1939 een groot aantal groepsschuilplaatsen van gewapend beton, zo ook bij het iets zuidelijker gelegen Hakkelaarsbrug. De schuilplaatsen, vanwege hun vorm ook wel piramides genoemd, boden dekking aan 11 man.
Rond 1600 kreeg Muiden de uitstraling van een vesting, met wallen en later een diepe gracht. In 1672 werd hier het eerste waterliniesucces behaald, toen de Franse aanval onder Lodewijk XIV werd afgeslagen.
Begin achttiende eeuw werd Muiden een industriestadje, met onder meer een kruitfabriek, waaraan de omliggende buurt haar bijnaam ‘klapwijk’ ontleent.
Ten tijde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn tussen 1840 en 1860 de bastions en ravelijnen aangelegd. De Naardertrekvaart (oost) en de Muidertrekvaart (west) werden met elkaar verbonden en er kwamen sluizen bij de beide zuidelijke ravelijnen. Ook de Westbatterij stamt uit deze periode.
Door snelle ontwikkelingen op wapengebied waren al snel nieuwe aanpassingen nodig. In 1874 werd de vestinggracht verbreed en kreeg de vesting 8 forten. Hiervan bestaan er nog 6. Het mooist is het ‘Muizenfort’ op het oostelijke ravelijn, met eigen wallen, gracht, bomvrije kazerne en remises. De bijnaam verwijst naar het grijze uniform van de manschappen. Ook een aantal fortwachters- en officierswoningen dateert uit deze periode.
Tijdens de beide mobilisaties (1914-18 en 1939-40) was de vesting volledig bezet. In beide gevallen werd de waterlinie (deels) in stelling gebracht, maar na het Duitse bombardement op Rotterdam in 1940 volgde al snel overgave.
- Bouwjaar
- 1427
- Bouwperiode
- Fase 0 (tot 1815)
- Bouwmateriaal
- baksteen