Ten zuidoosten van Werkendam ligt het Werk aan de Bakkerskil. Dit kleine batterijfort (1 hectare) is aanvankelijk opgezet als aarden wal met opstelplaats voor geschut (batterij). Het fort is trapeziumvormig en omgeven door een gracht met brug. Centraal op het forteiland staat een bomvrije kazerne, verstopt onder een dikke laag aarde. Alleen de gevel, gericht op het noorden, is zichtbaar. Omdat het Werk aan de uiterste zuidrand van de waterlinie ligt, was dat in vroeger tijden de ‘veilige’ kant.
Het fort moest een dijk verdedigen en een grote inlaatsluis (Papsluis). Die laatste was van groot belang voor het onder water zetten van het westelijk gelegen land: het Land van Altena. De sluis ligt 250 meter naar het zuiden.
Sinds 2007 is het Brabants Landschap eigenaar van het fort, dat na de grondige restauratie in 2011 is omgetoverd tot een comfortabel Bed & Breakfast. Dit Erfgoedlogies heeft ruimte voor 30 personen. Er is ook een café met lunchmogelijkheid.
Het fort ligt aan de Groenendijk (voorheen Schenkeldijk), die westelijk om het fort is geleid. De dijkweg gaf toegang tot Werkendam. Richting zuiden volgt de dijk vanaf het fort de loop van de Bakkerskil. Dit water heeft de allure van een kreek – een kil is een kreek – maar ooit was het een drukbevaren rivier, die in verbinding stond met de Merwede en de Biesbosch.
De Papsluis, een zogeheten waaiersluis, kon dan ook grote hoeveelheden water doorlaten. De waaiersluis is een staaltje waterstaatkundige techniek, speciaal bedacht voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie door waterbouwkundige Jan Blanken. Revolutionair was dat zij tegen hoog water in kan draaien en eenvoudig te bedienen is door één man. Over de hele waterlinie zijn er in 1815 vijf aangelegd, de overige bij Werk aan het Spoel, Fort bij Asperen, de Wapenplaats bij Asperen en Vesting Woudrichem.
Even verderop ligt langs de dijk een tweede sluis. Dit was officieel een uitwateringssluis, maar die kon natuurlijk ook water inlaten. Daarom was ook deze sluis van belang voor de waterlinie. De dijk fungeerde als keerkade voor het onder water te zetten gebied en vormde daarvan de westgrens in de Uppelse Polder.
In 1847 werd een opstelplaats voor geschut aangelegd ten zuiden van de Papsluis. Tussen 1877 en 1879 werd deze kleine batterij vervangen door het huidige, noordelijker gelegen fort.
De langgerekte kazerne telt twee verdiepingen en bevatte naast slaapzalen voor manschappen en (onder)officieren, twee verbruiksmagazijnen met hijslift, een ziekenboeg, keuken, munitiemagazijnen met projectielenvulplaats en toiletten, oftewel poepdozen. Achter de munitieopslag en de vulplaats was een lichtgang met door dik glas afgedekte nissen voor petroleumlampen, om explosiegevaar te voorkomen. Het fort bood ruimte aan zo’n 110 man en 8 stukken geschut.
In de mobilisatieperiodes van 1914-1918 en 1939-1940 was het fort bemand, maar er vonden geen gevechtshandelingen plaats. In de laatste periode is ten zuidoosten van het fort gestart met de bouw van enkele betonnen groepsschuilplaatsen. Deze betonwerken zijn echter nooit voltooid. Wel is in 1940 de omgeving (tevergeefs) onder water gezet. Het fort was enige tijd bezet door de Duitsers.
Na de Tweede Wereldoorlog fungeerde de kazerne tot 1946 als interneringskamp voor collaborateurs. Daarna was het in gebruik als munitieopslag. In de jaren tachtig van de vorige eeuw tot 1992 was het fort in handen van ‘Inlichtingen en Operatiën’, een organisatie die geheim agenten voorbereidde op een Russische bezetting.
- Bouwjaar
- 1878
- Bouwperiode
- Fase 4 (1871-1886)
- Bouwkosten
- 158.700 gulden
- Bouwmateriaal
- baksteen