Op loopafstand van Groenekan bevindt zich, midden in de polder, Fort op de Ruigenhoeksedijk. Het grote, rechthoekige fort (12 hectare) met fortgracht en brug, ziet er vanuit de lucht uit als een enorm ingedeukt kussen. De punten van het kussen zijn de bastions, hoekige uitstulpingen, van waaruit de fortgracht, het fort zelf en de nabije omgeving onder vuur te nemen waren.
Op het eiland staan twee grote ‘bomvrije’ gebouwen: een rechthoekig wachthuis en erachter een wat kleinere kazerne. Deze gebouwen en verschillende bergplaatsen voor geschut (remises) zijn, afgezien van de voorkant, verstopt onder een dikke laag aarde en staan met de rug naar het noordoosten. Van die kant werd de vijand verwacht.
Bij oorlogsdreiging moest het fort de dijk en een kade afsluiten voor de vijand en de sluizen en duikers in de omgeving bewaken. Deze waren noodzakelijk voor het onder water zetten van het poldergebied rondom.
Sinds 1998 is het fort in bezit van Staatsbosbeheer, dat zich momenteel (2014) bezint op een nieuwe bestemming, met behoud van natuur en erfgoed.
Het fort bevindt zich ten oosten van Groenekan, waar de Ruigenhoeksedijk overgaat in de Kanonsdijk, precies tussen twee ‘inundatiekommen’. De gehele waterlinie, van Muiden tot de Biesbosch, bestond uit 9 van zulke kommen die elk apart onder water te zetten (inunderen) waren met behulp van sluizen, kanalen en dijken. Het waren aaneengesloten stukken land van zo’n 5 kilometer breed, ongeveer even hoog gelegen. Omdat het niveau per kom nogal verschilde, stonden deze gebieden niet met elkaar in verband. Keerkades moesten voorkomen dat het water van de ene kom in de andere zou stromen. Zo was toch overal hetzelfde waterpeil te realiseren.
Naast de Ruigenhoekse Dijk was de keerkade daarom een belangrijk doel om te verdedigen. Het fortgeschut richtte zich verder op de weg en de spoorweg tussen Utrecht en Hilversum.
Samen met Fort Voordorp, Werk aan de Hoofddijk, Fort bij Rhijnauwen, Fort Vechten en Fort bij ’t Hemeltje vormde het Fort op de Ruigenhoeksedijk een tweede, oostelijker gelegen, verdedigingsring om Utrecht. Die moest de stad vrijwaren van vijandelijk geschut, want de kanonnen hadden een steeds groter bereik. In 1870 konden ze meer dan 3 kilometer overbruggen.
Het fort nam een deel van de taken van het oudere Fort Blauwkapel over.
Zowel het fortterrein als de bomvrije gebouwen (1869-71) zijn uit de derde bouwperiode van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het wachthuis heeft één bouwlaag en was voornamelijk bedoeld voor logies van manschappen en, in aparte vertrekken, (onder)officieren. Verder was er een keuken, een kruitmagazijn en een bergplaats voor gevulde projectielen. In de centraal gelegen hal bevonden zich de toiletten (privaten) en een trap naar het dak. Daar is nog de borstwering voor verdediging van de veilige kant van het fort (keel) en een nabijgelegen damsluis.
De kazerne leverde extra slaap- en verblijfsruimte voor de manschappen en opslagruimte voor wapens en munitie.
Tijdens de Eerste en vlak voor de Tweede Wereldoorlog fungeerde het fort als steunpunt voor de infanterie. Vandaar de vele betonnen groepsschuilplaatsen, enkele observatieposten en resten van mitrailleurkazematten op het forteiland.
Tijdens de Koude Oorlog fungeerde het fort als explosievenwerkplaats en -depot. In geval van oorlog zouden bruggen en andere vitale plekken uit handen van de vijand kunnen blijven door ze op te blazen.
Defensie bleef tot 1994 op het fort aanwezig met een afdeling van de landmacht.
- Bouwjaar
- 1869
- Bouwperiode
- Fase 3 (1867-1871)
- Bouwmateriaal
- baksteen